ACHTERGROND INFORMATIE

Jachtrecht
Het jachtrecht is gekoppeld aan een persoon en aan een gebied en vormt tegelijk een verbod om in dat gebied te jagen voor anderen dan de rechthebbende. In het feodale tijdperk mocht de heer van een “heerlijkheid” of “havezate” in zijn gebied jagen. Hij had jachtrecht. Stadhouder Willem IV verleende in het jaar 1750 ook aan de burgers in de Veluwse schoutambten en schependommen het recht om in deze gebieden te jagen. Dat was een reden voor gemeenten om hun grenzen duidelijk aan te geven met grenspalen. Ook heerlijkheden gingen dat doen, zoals de Heerlijkheid Rozendaal in 1751.
Heerlijke jachtrechten
In 1798 werd het zogenaamde “heerlijke” jachtrecht afgeschaft. Later werden in 1814 de heerlijke jachtrechten weer ingesteld. Dat vormde aanleiding voor het plaatsen van palen rond diverse “heerlijkheden”, als die er al niet stonden. Vanwege het verband met de jacht worden deze palen jachtpalen genoemd; soms komt de tekst “Privative Jagt” voor op deze palen. In 1852 werd het jachtrecht gekoppeld aan het eigendomsrecht. Het jachtrecht mocht ook verpacht worden. 

Huidige situatie
Met de invoering van de jachtwet in 1923 werd het ”heerlijke jachtrecht” definitief afgeschaft. Jachtpalen werden na 1923 uiteraard niet meer vervangen of hersteld. Gelukkig zijn er landeigenaren die vanuit historisch besef of vanwege het behoud van erfgoed de jachtpalen laten repareren en herplaatsen of duplicaten laten maken, zoals rond de Schaddevelden bij Dieren (eigendom van de Stichting Twickel).